De middeleeuwen Pagina: | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 |
Het leenstelsel
Eén van de belangrijkste dingen die Karel ingevoerd had was het leenstelsel. Om zijn rijk beter te kunnen besturen, had Karel
zijn rijk opgedeeld in leengebieden, die bestuurd werden door graven, hertogen of bisschoppen. Dat moest ook wel, want zijn rijk
werd aan alle kanten bedreigt door vikingen uit het westen, moslims uit het zuiden en steppenvolken uit het oosten. Deze bestuurders
werden leenheren of vazallen genoemd.
Als je iets uitleent, blijf jij zelf de eigenaar. Maar hoe langer je iets uitleent, hoe minder aanspraak je erop hebt. Het leen gaat over van
vader op zoon, en de graven en hertogen gaan zich gedragen alsof zij de baas zijn, en alsof zij zelf een dynastie zijn. Vandaar ook dat
kinderen vroeger alle graven op school uit het hoofd moesten leren. In een bisdom is de band met de vorst steviger. De opvolging
is geen familieaangelegenheid, want bischoppen mogen niet trouwen. Hij wordt dan ook benoemd door de keizer.
In ons land werd Utrecht bestuurd door een bisschop, en wordt erg machtig. De keizer benoemt ook liever bisschoppen dan hertogen
of graven, dus laat hij de bisdommen ook flink groeien. In die tijd was Utrecht zo groot als half Nederland. Maar de Paus komt in
opstand tegen dit beleid: hij wil zelf de bisschoppen benoemen in plaats van de keizer. Zo ontstaat de investituurstrijd, de
strijd tussen kerk en staat. Zolang de koning of keizer de bisschoppen benoemt groeien de bisdommen. Vanaf 1122 gaat de Paus
ze benoemen en verliest Utrecht terrein.
Pagina: < Vorige | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | Volgende >
|